ECLI:NL:CRVB:2018:2417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen mededeling over hoogte resterende vordering bijstandslening
Op 7 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Veendam. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het bezwaar van appellante tegen een mededeling over de hoogte van een resterende vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante had eerder bijstand ontvangen in de vorm van een lening, maar was het niet eens met de mededeling dat er nog een bedrag openstond dat terugbetaald moest worden. De Raad oordeelde dat de mededeling van het college niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt, omdat deze niet gericht was op rechtsgevolg. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad concludeerde dat appellante tegen het oorspronkelijke besluit van 27 juni 2013 bezwaar had kunnen maken, maar dat de mededeling over de resterende vordering geen nieuw besluit vormde. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van griffier A.M. Pasmans.