ECLI:NL:CRVB:2018:2414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en uitvoering eerdere uitspraak Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante ontving sinds 5 juli 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Lelystad heeft de bijstand van appellante met ingang van 30 juli 2008 ingetrokken en een bedrag van € 40.094,97 teruggevorderd. Dit besluit werd later herroepen, maar de terugvordering bleef bestaan. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de omvang van het geding in hoger beroep beperkt is tot de vraag of het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de Raad van 23 augustus 2016. De Raad concludeert dat er geen ruimte is voor een inhoudelijke bespreking van de beroepsgrond van appellante, omdat zij geen gronden heeft aangevoerd tegen het door het college vastgestelde bedrag van de terugvordering. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.