ECLI:NL:CRVB:2018:2404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door niet meewerken aan huisbezoek
Op 7 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant had zich op 15 september 2015 gemeld voor bijstand en zijn aanvraag op 16 oktober 2015 ingediend. Tijdens een gesprek op 26 november 2015 met een medewerker van de gemeente Rotterdam, werd appellant gevraagd om medewerking te verlenen aan een huisbezoek, wat hij weigerde zonder toestemming van zijn tante. Het college concludeerde dat er gerede twijfel bestond over de woon- en leefsituatie van appellant, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren tegen deze uitspraak herhaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er voldoende redenen waren voor het college om een huisbezoek te verlangen, gezien de inconsistenties in de verklaringen van appellant over zijn woonadres en de geldopnamen in andere gemeenten. De Raad benadrukte dat het belang van het college om de woonsituatie te verifiëren zwaarder weegt dan de persoonlijke redenen van appellant om niet mee te werken aan het huisbezoek.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, omdat appellant niet had meegewerkt aan het onderzoek. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, met A.M. Pasmans als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.