ECLI:NL:CRVB:2018:24

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 januari 2018
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
17/1672 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar op grond van termijnoverschrijding in het kader van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellante had in maart 2016 een aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en werd op 14 september 2016 als oorlogsslachtoffer aanvaard. Ze had recht op een invaliditeitsuitkering en geneeskundige behandeling. Echter, haar bezwaarschrift, gedateerd op 21 november 2016, werd pas op 25 november 2016 door de verweerder ontvangen, wat de termijn voor bezwaar overschreed. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken, en de laatste dag om bezwaar te maken was 26 oktober 2017. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante geen geldige redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding, ondanks dat zij door de verweerder was uitgenodigd om haar redenen te verduidelijken. De enkele opmerking van appellante dat zij door overspannenheid niet eerder bezwaar kon maken, werd niet als voldoende beschouwd. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.

Uitspraak

17/1672 AOR
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
Datum uitspraak: 4 januari 2018
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 januari 2017, kenmerk BZ01104779 (bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2017. Appellante is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft in maart 2016 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR).
1.2.
Bij besluit van 14 september 2016 is appellante aanvaard als oorlogsslachtoffer in de zin van de AOR. Vastgesteld is dat zij oorlogsletsel heeft als gevolg waarvan sprake is van ongeschiktheid voor het verrichten van passende arbeid naar een mate van 20%. Appellante is in aanmerking gebracht voor een invaliditeitsuitkering en heeft aanspraak op vrije geneeskundige behandeling en verpleging ter zake van het oorlogsletsel.
1.3.
Appellant heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is gedateerd op 21 november 2016. Het is door verweerder ontvangen op 25 november 2016. Bij het bestreden besluit is het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard, waarbij is gesteld dat appellante geen redenen heeft aangevoerd die het te laat indienen van het bezwaarschrift verontschuldigen.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
De termijn voor het maken van bezwaar bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. In dit geval was de laatste dag van deze termijn 26 oktober 2017. De bezwaartermijn is dus ruimschoots overschreden.
2.2.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. Appellante is door verweerder tot twee keer toe in de gelegenheid gesteld kenbaar te maken wat de redenen zijn geweest voor de termijnoverschrijding. Zij heeft in reactie hierop niets over de redenen voor de te late indiening van het bezwaar naar voren gebracht.
2.3.
Er zijn dus geen aanknopingspunten voor toepassing van artikel 6:11 van de Awb. De enkele opmerking van appellante ter zitting van de Raad dat zij vanwege overspannenheid niet eerder bezwaar heeft kunnen maken, kan dat niet anders maken. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
Het bestreden besluit houdt stand. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2018.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J. Tuit

HD