ECLI:NL:CRVB:2018:2392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
17/1287 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstand in verband met WW-uitkering zonder dringende redenen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het geschil betreft de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van 16 juli 2015 tot en met 31 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de herziening en terugvordering gebaseerd op het feit dat appellant geen melding heeft gemaakt van de toekenning van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, die met terugwerkende kracht was verleend bij besluit van 2 oktober 2015.

De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de bevoegdheid tot herziening en terugvordering niet langer in geschil is. De kern van het geschil ligt in de vraag of er dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. Dringende redenen kunnen zich voordoen als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen heeft voor de appellant. De Raad heeft erkend dat appellant psychische problemen heeft, die al bestonden vóór het besluit tot terugvordering. Echter, appellant heeft niet aangetoond dat deze problemen zijn verergerd door de terugvordering.

Op basis van deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam is dan ook bevestigd. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de belangen van de appellant en de wettelijke verplichtingen van het college zijn afgewogen.

Uitspraak

17.1287 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2017, 16/5131 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 31 juli 2018
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: C.A.E. Bon
Ter zitting zijn verschenen: appellant, bijgestaan door mr. J.J.E. Stout, en mr. J.M. Tang, gemachtigde van het college.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het geschil ziet op de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van 16 juli 2015 tot en met 31 december 2015. Aan die herziening en terugvordering heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant geen melding heeft gemaakt van het feit dat bij besluit van 2 oktober 2015 met terugwerkende kracht een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is toegekend.
De bevoegdheid om tot herziening en terugvordering over te gaan is niet langer in geschil. Het geschil ziet alleen nog op de vraag of sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Dringende redenen kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van de terugvordering. Niet in geschil is dat appellant psychische problemen heeft en dat deze al bestonden voor het besluit tot terugvordering. Appellant heeft niet onderbouwd dat die psychische problemen zijn verslechterd ten gevolge van de terugvordering. Hieruit volgt dat van dringende redenen om van terugvordering af te zien niet is gebleken.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) C.A.E. Bon (get.) P.W. van Straalen
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

IJ