ECLI:NL:CRVB:2018:2391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2017. Het geschil betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante over de periode van 25 februari 2015 tot en met 4 juni 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Súdwest Fryslân heeft deze maatregelen genomen omdat appellante geen melding heeft gemaakt van haar activiteiten in verband met een hennepkwekerij die in haar woning werd aangetroffen.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat niet langer ter discussie staat. Appellante heeft betoogd dat zij geen inkomsten heeft genoten uit deze activiteiten, maar de Raad oordeelt dat dit niet afdoet aan haar verplichting om deze activiteiten te melden. De werkzaamheden die zij heeft verricht zijn op geld waardeerbaar, en bovendien zou appellante een schuld van € 6.000,- worden kwijtgescholden, wat de situatie verder compliceert.
Appellante heeft ook aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad heeft echter geoordeeld dat de beëindiging van een wettelijke schuldsanering op zichzelf geen dringende reden vormt om van terugvordering af te zien. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en de Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak dan ook bekrachtigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.