ECLI:NL:CRVB:2018:2371

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
17-3528 MPW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering militair invaliditeitspensioen op basis van medische grondslagen en dienstverband

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig beroepsmilitair, had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen vanwege psychische klachten die hij had ontwikkeld na zijn uitzending naar voormalig Joegoslavië in 1994-1995. De staatssecretaris van Defensie had dit verzoek afgewezen, omdat er volgens de verzekeringsarts geen oorzakelijk verband was tussen de klachten van de appellant en zijn dienstverband. De verzekeringsarts concludeerde dat de psychische aandoeningen van de appellant, waaronder een aanpassingsstoornis en verslavingsproblemen, niet waren veroorzaakt door zijn militaire dienst, maar door andere factoren.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts en de psychiater, die voldoende onderbouwing boden voor de conclusie dat er geen dienstverband kon worden aangenomen voor de psychische klachten van de appellant. De Raad merkte op dat er verschillende diagnoses waren gesteld door verschillende behandelaars, wat leidde tot twijfels over de diagnose van posttraumatische stressstoornis (PTSS) die door de appellant was ingeroepen. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris het verzoek van de appellant terecht had afgewezen en dat er geen aanleiding was om proceskosten toe te kennen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de relatie tussen psychische klachten en een dienstverband in het kader van het ambtenarenrecht.

Uitspraak

17.3528 MPW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 april 2017, 16/8679 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie, thans de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
Datum uitspraak: 19 juli 2018
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd ten name van de Minister van Defensie, is in verband met wijziging van taken voortgezet ten name van de staatssecretaris. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van staatssecretaris, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de Minister van Defensie.
Zitting hebben: C.H. Bangma als voorzitter en J.J.T. van den Corput en H. Benek als leden.
Griffier: J. Smolders
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J. Engels Linssen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2018. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellant is van [datum] 1994 tot [datum] 1995 als beroepsmilitair bepaalde tijd uitgezonden geweest naar voormalig Joegoslavië. Bij brief van 16 februari 2015 heeft appellant in verband met psychische klachten de staatssecretaris verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen. Naar aanleiding van dit verzoek is hij onderworpen aan een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarvan op 16 november 2015 door verzekeringsarts M. Levy een rapport is uitgebracht. Daarbij is gebruik gemaakt van onder meer een psychiatrisch rapport van S. Henselmans, psychiater, van 26 oktober 2015. In het rapport van Levy is geconcludeerd dat appellant lijdt aan een psychische aandoening van algemene aard en addictieproblemen. Deze aandoeningen zijn veroorzaakt door/gebaseerd op aanleg en buiten de militaire dienst gelegen factoren. De uitoefening van de militaire dienst heeft niet bijgedragen tot het ontstaan, tot uiting komen of blijvend verergeren van deze aandoeningen. Een oorzakelijk dienstverband is niet aannemelijk. Voor een verergerend dienstverband zijn geen termen aanwezig.
Bij besluit van 23 november 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 september 2016 (bestreden besluit), heeft de staatssecretaris geweigerd aan appellant een militair invaliditeitspensioen toe te kennen, op de grond dat geen sprake is van invaliditeit met dienstverband. In bezwaar heeft appellant een rapport van E.M. van Bakel, klinisch psycholoog/psychotherapeut, van 7 maart 2016 overgelegd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de informatie van de verschillende behandelaars van appellant blijkt dat er verschillen zijn in de anamnese en dat er verschillende diagnoses zijn vastgesteld, op zowel As I als As II. Vanwege deze verschillen heeft de verzekeringsarts een uitgebreid psychiatrisch onderzoek laten verrichten door Henselmans. Henselmans heeft appellant tweemaal gesproken en een symptoomvaliditeitstest afgenomen. Gezien de bevindingen van Henselmans heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat er redenen zijn om te twijfelen aan de diagnosestelling PTSS, zoals vastgesteld in de behandelende sector. Daarbij is van belang dat de door appellant ingeschakelde psycholoog Van Bakel niet tot een diagnosestelling heeft kunnen komen vanwege de beladenheid, het belang en de obsessie die appellant hiermee heeft. De rechtbank heeft verder overwogen dat Henselmans een adequate onderbouwing biedt voor het standpunt dat geen dienstverband kan worden aangenomen voor de aanpassingsstoornis NAO en de addictieproblemen.
Naar het oordeel van de Raad heeft de staatssecretaris zich mogen baseren op het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van Levy en het psychiatrisch rapport van Henselmans. Uit deze rapporten blijkt dat een goede diagnose van de klachten van appellant niet kan worden gesteld. Er worden weliswaar stoornissen vastgesteld maar er wordt geen dienstverband aangenomen. Ook de door appellant ingeschakelde psycholoog Van Bakel komt tot de conclusie dat er geen objectieve contra-expertise is te maken. Voorts overweegt de Raad dat uit de beschikbare gegevens van Victas en het MGGZ niet blijkt op grond van welke anamnese de diagnose PTSS is gesteld. Dit overwegende komt de Raad met de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris het verzoek van appellant heeft kunnen afwijzen. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden zoals die ter zitting zijn besproken en neergelegd zijn in het hoger beroepschrift niet kunnen slagen en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding tot het toekennen van proceskosten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J. Smolders (getekend) C.H. Bangma
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
sg