ECLI:NL:CRVB:2018:2365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van een OV-schuld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wegens onterecht beschikken over een OV-chipkaart reisproduct
In deze zaak gaat het om de vaststelling van een OV-schuld van € 388,- die appellant heeft opgelopen over de maanden februari en maart 2013. De schuld is ontstaan doordat appellant, ondanks dat hij per 1 februari 2013 geen recht meer had op studiefinanciering, zijn op de OV-chipkaart geladen reisproduct niet tijdig heeft stopgezet. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in een besluit van 18 januari 2013 bepaald dat appellant geen recht meer had op studiefinanciering, en heeft vervolgens een OV-schuld vastgesteld. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen het besluit van de minister ongegrond verklaarde.
Tijdens de zittingen heeft appellant aangevoerd dat hij zijn reisproduct al op 14 januari 2013 had stopgezet, maar dat dit door een fout in de automaat niet correct was geregistreerd. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter vastgesteld dat het technisch onmogelijk is dat een reisproduct tweemaal van dezelfde OV-chipkaart kan worden verwijderd. Hierdoor is het niet aannemelijk dat de stopzetting op 14 januari 2013 heeft plaatsgevonden. De Raad oordeelt dat appellant verantwoordelijk is voor het controleren van de stopzetting van zijn reisproduct en dat de minister niet verplicht is om hem persoonlijk te informeren over deze verplichting.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om af te wijken van de vastgestelde schuld. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S.L. Alves als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2018.