ECLI:NL:CRVB:2018:2364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van persoonsgebonden budget voor zorg op basis van onvoldoende administratie en verantwoording
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de weigering van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 17 mei 2013 tot en met 31 december 2014 aan appellante, die zorg had ontvangen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had de verlening van het pgb beëindigd omdat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen om het pgb te verantwoorden, zoals vastgelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa).
Appellante had een indicatie voor zorg en had een pgb ontvangen om AWBZ-zorg in te kopen. Echter, het Zorgkantoor concludeerde dat de door appellante overgelegde zorgovereenkomst en facturen niet voldeden aan de eisen van de Rsa, omdat er geen duidelijke administratie was van de verleende zorg. Appellante stelde dat zij gedurende de gehele periode zorg had ontvangen, maar dat er geen goede administratie was bijgehouden, wat haar niet te verwijten viel.
De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om de verlening van het pgb te weigeren op basis van de gebrekkige administratie. De Raad bevestigde dat de administratie van appellante niet voldeed aan de verplichtingen van de Rsa en dat het Zorgkantoor in redelijkheid had kunnen besluiten om het pgb niet met terugwerkende kracht te verlenen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.