ECLI:NL:CRVB:2018:2358

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
17/7313 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om IVA-uitkering per week uit te betalen met terugwerkende kracht vanaf 2011

In deze zaak heeft appellante, zonder vaste woon- of verblijfplaats, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2017, waarin haar verzoek om een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met terugwerkende kracht vanaf 2011 per week uit te betalen, werd afgewezen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder, bij besluit van 7 maart 2017, het verzoek van appellante afgewezen, onder verwijzing naar artikel 67, eerste lid, van de Wet WIA. Dit besluit werd in een later stadium, op 8 augustus 2017, door het Uwv in het bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 12 juli 2018 heeft appellante haar standpunt toegelicht, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P.C.P. Veldman. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen en conclusies van de rechtbank volledig onderschreven. De Raad oordeelde dat artikel 67, eerste lid, van de WIA een dwingendrechtelijke bepaling is, wat betekent dat het Uwv verplicht is om de uitkering per kalendermaand te betalen. Appellante heeft geen nieuwe argumenten aangevoerd die het oordeel van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 juli 2018, ondertekend door M. Greebe, met H. Achtot als griffier.

Uitspraak

17.7313 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 oktober 2017, 17/4842 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] , zonder vaste woon- of verblijfplaats (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 juli 2018
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2018. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft het Uwv zowel telefonisch als schriftelijk verzocht haar IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met terugwerkende kracht vanaf 2011 per week uit te betalen. Bij besluit van 7 maart 2017 heeft het Uwv het verzoek van appellante, onder verwijzing naar artikel 67, eerste lid, van de Wet WIA, afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 8 augustus 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 7 maart 2017 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep in essentie gelijke gronden als in bezwaar en beroep aangevoerd.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat artikel 67, eerste lid, van de WIA een dwingendrechtelijke bepaling is en dat het Uwv gehouden is de uitkering per kalendermaand betaalbaar te stellen. De overwegingen en conclusies van de aangevallen uitspraak worden geheel onderschreven. Appellante heeft niets aangevoerd wat zou meebrengen dat het oordeel van de rechtbank niet juist is.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2018.
(getekend) M. Greebe
(getekend) H. Achtot
ew