ECLI:NL:CRVB:2018:2358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om IVA-uitkering per week uit te betalen met terugwerkende kracht vanaf 2011
In deze zaak heeft appellante, zonder vaste woon- of verblijfplaats, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2017, waarin haar verzoek om een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met terugwerkende kracht vanaf 2011 per week uit te betalen, werd afgewezen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder, bij besluit van 7 maart 2017, het verzoek van appellante afgewezen, onder verwijzing naar artikel 67, eerste lid, van de Wet WIA. Dit besluit werd in een later stadium, op 8 augustus 2017, door het Uwv in het bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 12 juli 2018 heeft appellante haar standpunt toegelicht, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P.C.P. Veldman. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen en conclusies van de rechtbank volledig onderschreven. De Raad oordeelde dat artikel 67, eerste lid, van de WIA een dwingendrechtelijke bepaling is, wat betekent dat het Uwv verplicht is om de uitkering per kalendermaand te betalen. Appellante heeft geen nieuwe argumenten aangevoerd die het oordeel van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 juli 2018, ondertekend door M. Greebe, met H. Achtot als griffier.