ECLI:NL:CRVB:2018:2326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor brillenkosten in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellante op 24 december 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een bril ter hoogte van € 259,-. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen op 15 januari 2015, met als argument dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening is. Dit besluit werd na bezwaar op 21 mei 2015 gehandhaafd. De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak op 15 februari 2016 het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de kosten van een bril onder de medische zorg vallen en dat de wetgever bewust heeft gekozen om deze kosten niet te vergoeden onder de Zvw. Hierdoor was er voor het college geen ruimte om bijzondere bijstand te verlenen voor de brillenkosten van appellante.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de kosten van een bril niet vergoed worden onder de Zvw en dat er geen acute noodsituatie is aangetoond door appellante. De Raad heeft vastgesteld dat appellante onvoldoende feiten heeft aangedragen die zouden rechtvaardigen dat de situatie levensbedreigend is of leidt tot ernstig psychisch of lichamelijk letsel. Ook zijn er geen toezeggingen van het college aangetoond die zouden impliceren dat bijzondere bijstand zou worden verleend. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.