ECLI:NL:CRVB:2018:2319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van bijstand wegens overschrijding van de verblijfsduur in het buitenland en informatieplicht van het college
In deze zaak gaat het om de uitsluiting van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) wegens een te lang verblijf in het buitenland. Appellante ontving bijstand en had gemeld dat zij van 5 november 2013 tot 31 december 2013 in het buitenland zou verblijven. De klantmanager van de gemeente Rotterdam had haar eerder geïnformeerd dat zij maximaal vier weken per jaar met behoud van bijstand in het buitenland mocht verblijven. Na haar melding heeft het college haar recht op bijstand opgeschort omdat zij de gevraagde gegevens niet had ingediend. Uiteindelijk heeft het college de uitsluiting van bijstand vastgesteld voor de periode van 4 december 2013 tot en met 27 december 2013, omdat appellante langer dan vier weken in het buitenland verbleef.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, maar het beroep tegen een ander besluit gegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, specifiek tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen het besluit van 3 juli 2015, dat de uitsluiting van bijstand bevestigde. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het college niet verplicht was om appellante te informeren over wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot het recht op bijstand bij verblijf in het buitenland. De Raad bevestigde dat appellante op de hoogte had kunnen zijn van de regels, gezien de eerdere communicatie van het college.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.