Uitspraak
17.6793 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-;
(proces)kosten van appellant tot een bedrag van € 1.503,-;
van € 250,- aan hem vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, werkzaam bij de politie, had een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn in een eerdere procedure. De rechtbank had dit verzoek buiten behandeling gesteld, omdat de appellant geen hoger beroep had ingesteld tegen de eerdere uitspraak van 1 maart 2016. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank niet had onderkend dat een zelfstandig verzoek om schadevergoeding ook kan worden gedaan nadat de rechtbank in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan en er geen rechtsmiddelen meer openstaan. De Raad oordeelde dat de rechtbank het verzoek van de appellant als bedoeld in artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had moeten behandelen en een inhoudelijke uitspraak had moeten doen. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn met ruim één maand was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,-. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.503,-. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier F. Dinleyici.