ECLI:NL:CRVB:2018:2268
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring beroep wegens niet verschoonbare overschrijding van de termijn voor het indienen van beroep in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant, die onder behandeling was bij GGzE, niet tijdig een beroepschrift had ingediend tegen het besluit van het Uwv van 14 november 2014, waarin was vastgesteld dat hij geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA had. De beroepstermijn liep tot en met 20 juli 2015, maar het beroepschrift werd pas op 9 september 2015 ontvangen.
De appellant voerde aan dat zijn psychische gesteldheid, zoals beschreven in een brief van zijn psycholoog dr. L.J. Paesen, hem verhinderde om tijdig beroep in te stellen. De psycholoog stelde dat de appellant door emotionele stress en andere problemen niet in staat was om zich rekenschap te geven van de beroepstermijn. Het Uwv betwistte dit en wees erop dat de appellant in die periode ook andere zaken had geregeld, zoals het verwerven van zelfstandige huisvesting.
De Raad oordeelde dat uit de stukken niet bleek dat het voor de appellant om medische redenen onmogelijk was om tijdig beroep in te stellen. De Raad concludeerde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier S.L. Alves.