ECLI:NL:CRVB:2018:2258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van appellante in het kader van WIA-uitkering na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich in 2008 ziek gemeld met rug- en bekkenklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in 2011 vastgesteld dat zij recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar in 2015 werd haar uitkering ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de belastbaarheid van appellante per 5 juli 2015. De rechtbank had vastgesteld dat de verzekeringsarts de beperkingen adequaat had ingeschat en dat de arbeidsdeskundige voldoende had aangetoond dat de geduide functies passend waren voor appellante. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij meer beperkt is dan aangenomen, maar de Raad oordeelde dat de door haar overgelegde informatie geen nieuwe medische feiten bevatte die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 25 juli 2018.