ECLI:NL:CRVB:2018:2257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor WIA-uitkering en de noodzaak van urenbeperking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die zich op 15 april 2013 ziek meldde wegens geheugenproblemen, had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van werkloosheid. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot een ongegrond verklaard bezwaar. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 januari 2015 geen onredelijke beperkingen bevatte en dat de appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er wel degelijk redenen zijn voor een urenbeperking, maar de Raad onderschreef de eerdere overwegingen van de rechtbank. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat er geen medische redenen waren voor een urenbeperking. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende medische gegevens had ingebracht om zijn stelling te onderbouwen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant in medisch opzicht geschikt was voor de voor hem geselecteerde functies.