ECLI:NL:CRVB:2018:2185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van beroepen inzake aanvragen voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, een moeder met de Surinaamse nationaliteit en haar twee kinderen, hebben een aanvraag gedaan voor een (tijdelijke) maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het bestuur, het Drechtstedenbestuur, heeft deze aanvraag afgewezen en de appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten van het bestuur niet-ontvankelijk verklaard, omdat de appellanten geen procesbelang meer hadden. De Raad heeft deze uitspraak bevestigd, waarbij werd overwogen dat de appellanten niet hebben aangetoond schade te hebben geleden door de besluiten van het bestuur. De Raad oordeelde dat appellante in staat is om op eigen kracht en met gebruikelijke hulp huisvesting voor haar gezin te vinden, en dat er geen persoonlijke omstandigheden zijn die dit belemmeren. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.