Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat ook geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de WAO, zodat de uitkering niet eerder dan één jaar voor de dag van aanvraag in kan gaan. Volgens het Uwv worden in de gedingstukken geen omstandigheden aangetroffen waardoor appellante mede als gevolg van haar medische situatie, het aan inzicht in de ernst, de aard en de duurzaamheid van met name haar psychische problematiek heeft ontbroken en zij om die reden heeft nagelaten eerder een aanvraag in te dienen. Wat betreft de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid heeft het Uwv geen aanleiding gezien zijn standpunt te wijzigen, waarbij is gewezen op het gebrek aan onderbouwing van het standpunt van appellante.
25 juli 2012.
5 december 2013. De verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de lichamelijke klachten voortkomend uit de FMF. Daarbij heeft hij aangenomen dat appellante gedurende een aanval met buikpijn, ontsteking en koorts, die ongeveer 48 uur duurt, niet belastbaar is. Dat in aanmerking nemende zijn er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de lichamelijke beperkingen van appellante zijn onderschat. Dit oordeel geldt ook voor de psychische beperkingen. In de FML van 5 december 2013 zijn verschillende beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. Onder andere is appellante aangewezen geacht op vaste, bekende werkwijzen, op een voorspelbare werksituatie, op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. De enkele omstandigheid dat inmiddels een lichte verstandelijke handicap bij appellante is vastgesteld, maakt niet dat haar beperkingen hiermee zijn onderschat.
.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 september 2015 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 1 maart 2017 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2004,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van