In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had zijn bijstandsaanvraag zien afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Het college had de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de appellant niet alle gevraagde stukken had overgelegd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de zaak op een andere grondslag had beoordeeld dan die door het college was aangevoerd. De Raad stelde vast dat het college ten onrechte toepassing had gegeven aan artikel 4:5 Awb, omdat er voldoende gegevens waren om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd bepaald dat de appellant met terugwerkende kracht vanaf 13 november 2015 recht heeft op bijstand naar de voor hem geldende norm. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.503,- bedroegen.