ECLI:NL:CRVB:2018:2120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beleidsregel inzake zorgverzekering voor chronisch zieken en gehandicapten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, een chronisch zieke, had bezwaar gemaakt tegen een beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van Vught, die hem verplichtte om deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering bij specifieke zorgverzekeraars. De appellant stelde dat deze beleidsregel onrechtmatig was en dat hij recht had op een individuele zorgverzekering bij Menzis, die beter aansloot bij zijn handicap.
De Raad overwoog dat het college geen besluit had genomen waartegen bezwaar kon worden gemaakt, omdat de beleidsregel niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De Raad legde uit dat er geen beroep mogelijk is tegen een beleidsregel zelf, maar dat er wel beroep kan worden ingesteld tegen een besluit waarbij de beleidsregel is toegepast. In dit geval was er echter geen sprake van een dergelijk besluit, aangezien de appellant geen schriftelijke afwijzing had ontvangen van een aanvraag voor een tegemoetkoming in zorgkosten.
Daarnaast werd het beroep van de appellant op het VN-Gehandicaptenverdrag verworpen, omdat het verdrag ten tijde van het bestreden besluit nog niet door Nederland was geratificeerd. De Raad concludeerde dat het college het bezwaar van de appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.