Uitspraak
16.3411 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
in totaal € 169,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die als chauffeur werkte, is sinds 4 november 2008 arbeidsongeschikt door nek- en rugklachten. Het Uwv heeft in eerdere beoordelingen vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een herbeoordeling in 2014 is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 38,15%. Appellant is van mening dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn nekklachten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland vernietigd, omdat de rechtbank de medische situatie van appellant niet correct heeft beoordeeld. De Raad oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) onvoldoende rekening houdt met de belasting van appellant in zijn functie, met name op het gebied van reiken. De Raad concludeert dat er slechts twee functies zijn die appellant kan vervullen, wat onvoldoende is om de arbeidsongeschiktheidsschatting op te baseren. Het besluit van het Uwv wordt vernietigd en het Uwv moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, waarbij de Raad bepaalt dat beroep tegen deze nieuwe beslissing slechts bij de Raad kan worden ingesteld.
Daarnaast wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.004,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 juli 2018.