ECLI:NL:CRVB:2018:2086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellant, die sinds 17 maart 2008 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellant in het kader van een heronderzoek uitgenodigd om informatie te verstrekken over zijn financiële situatie. Na het indienen van de gevraagde bankafschriften heeft het college besloten om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door verzwegen inkomsten van zijn ouders. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij maandelijks contante bijdragen van zijn ouders ontving, maar hij heeft deze inkomsten niet inzichtelijk gemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat hierdoor niet kan worden vastgesteld of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Appellant is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand indien hij aan zijn verplichtingen had voldaan. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.