ECLI:NL:CRVB:2018:2073
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor WIA-uitkering en de medische grondslag van bestreden besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 7 maart 2013 ziek meldde als schoonmaakster, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat zij per 5 maart 2015 niet arbeidsongeschikt was, wat leidde tot een aantal bestreden besluiten. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de medische grondslag van deze besluiten onderschreven. De Centrale Raad bevestigt deze oordelen en oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante niet is onderschat. De rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zijn als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad concludeert dat appellante geschikt is voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies en dat er geen reden is om de eerdere uitspraken van de rechtbank te herzien. De hoger beroepen van appellante worden dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraken worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.