Nu appellante in hoger beroep geen medische gegevens in het geding heeft gebracht die tot een ander oordeel kunnen leiden en appellante ook overigens onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar klachten op de datum in geding, te weten 18 oktober 2016, dusdanig ernstig waren dat deze tot het aannemen van verdergaande arbeidsbeperkingen hadden moeten leiden, is er geen aanleiding om de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in twijfel te trekken. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 februari 2017 blijkt dat aandacht is besteed aan alle klachten van appellante en dat alle informatie van de behandelend sector op inzichtelijke wijze bij de oordeelsvorming is betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in haar standpunt dat uit de in bezwaar overgelegde informatie van de plastisch chirurgen B.J.R. Sluijter en
G.M. van Couwelaar van 27 oktober 2015, 23 december 2015, 10 februari 2016,
24 februari 2016, 12 april 2016, 12 mei 2016, 21 mei 2016 en 25 mei 2016 over de
CTS-klachten geen noodzaak naar voren komt om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Er is geen contra-indicatie om de handen normaal te gebruiken. Uit de eveneens in bezwaar overgelegde informatie van de huisarts van 3 februari 2017 blijkt dat appellante op
5 december 2016 door de huisarts is gezien wegens pijn aan de rechterelleboog. Uit een door de huisarts bijgevoegd verslag van een echografisch onderzoek op 6 december 2016 blijkt dat het beeld van de rechterelleboog, sinds het vorige onderzoek van appellante op 17 juni 2015, niet is gewijzigd. In haar rapport van 6 februari 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat frequent reiken een toename van klachten kan geven aan de elleboog. Omdat reiken in de maatstaf arbeid, zijnde de eerder geduide WIA-functies, beperkt voorkomt, kan de visie van de primaire arts volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in stand blijven. Uit de in bezwaar overgelegde informatie van PsyM van 1 februari 2017 komt naar voren dat appellante al sinds 7 april 2015 onder behandeling is en de klachten sinds augustus 2015 niet zijn gewijzigd. In dit verband wordt nog gewezen op het rapport van
19 mei 2017 waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar en overtuigend uiteen heeft gezet dat en waarom er, gelet op de in bezwaar overgelegde medische informatie, geen aanleiding is om het ingenomen standpunt over de belastbaarheid van appellante te wijzigen. Het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt onderschreven. Daarbij wordt opgemerkt dat in de FML van 12 september 2016 rekening is gehouden met een verminderde psychische en lichamelijke belastbaarheid en in verschillende rubrieken, op diverse aspecten, beperkingen zijn aangenomen.