ECLI:NL:CRVB:2018:1994
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van woonplaats en centrum van maatschappelijk leven
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 8 januari 2007 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellant ingetrokken omdat hij zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Almere had, wat appellant betwistte.
De Raad stelt vast dat appellant in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 februari 2016 vrijwel uitsluitend in Amsterdam heeft gepind, met slechts enkele transacties in Almere. Dit wijst erop dat zijn centrum van maatschappelijk leven zich in Amsterdam bevond, ondanks zijn verklaring dat hij altijd naar zijn uitkeringsadres in Almere terugkeerde. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij niet in Almere woonde.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van het college om de bijstand in te trekken wordt gehandhaafd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 juli 2018.