ECLI:NL:CRVB:2018:1975
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen invorderingsbesluit AOW met betrekking tot niet meegewerkt inkomensonderzoek
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een invorderingsbesluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) dat betrekking heeft op haar AOW-pensioen. Verzoekster ontvangt sinds 1 januari 2005 een aanvulling op haar ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en sinds 1 januari 2007 van de Svb in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Svb heeft in 2013 de AIO-aanvulling van verzoekster ingetrokken en een bedrag van € 50.779,25 teruggevorderd. Dit leidde tot een besluit waarbij de Svb vanaf januari 2017 maandelijks € 200,- zou inhouden op haar AOW-pensioen, zonder rekening te houden met de beslagvrije voet, omdat verzoekster niet had meegewerkt aan een inkomensonderzoek.
De rechtbank heeft het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft verzoekster betoogd dat de Svb niet tot invordering mag overgaan, omdat het besluit tot terugvordering nog niet in rechte vaststaat. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb rechtmatig heeft gehandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen inzicht heeft gegeven in haar inkomsten en uitgaven, waardoor de beslagvrije voet niet kon worden vastgesteld. Hierdoor was de Svb gerechtigd om het maandelijkse aflossingsbedrag op € 200,- vast te stellen.
De voorzieningenrechter heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.