ECLI:NL:CRVB:2018:1970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek zonder objectieve afwijkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als junior officer werkte, had zich op 27 mei 2015 ziek gemeld met gewrichtsklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 2 juni 2015, ontving hij ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Op 9 oktober 2015 oordeelde een verzekeringsarts dat hij per 15 oktober 2015 weer geschikt was voor zijn werk, waarna het Uwv besloot dat hij geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was vastgesteld en dat er informatie ontbrak over zijn medische situatie. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen objectieve afwijkingen waren vastgesteld. De verzekeringsarts had zowel lichamelijk als psychisch onderzoek gedaan en geen beperkingen kunnen vaststellen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om een onafhankelijk deskundige te benoemen, aangezien de appellant geen medische informatie had overgelegd die zijn standpunt onderbouwde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat de appellant met ingang van 15 oktober 2015 geen recht meer had op ziekengeld. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.