ECLI:NL:CRVB:2018:197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op andere gronden wegens verstoorde arbeidsverhouding en onvoldoende meewerken aan re-integratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarbij het ontslag van appellant per 1 december 2015 op andere gronden is bevestigd. Appellant, die sinds 1999 in dienst was bij de gemeente Haarlem, had te maken met een verstoorde arbeidsverhouding door zijn houding en gedrag, en het niet voldoende meewerken aan re-integratie. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem verleende het ontslag, waarbij het college stelde dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord was en dat het ontslag grotendeels te wijten was aan appellant zelf. Appellant had diverse tijdelijke functies vervuld, maar geen vaste aanstelling weten te verkrijgen, ondanks de inspanningen van het college om hem te begeleiden naar een nieuwe functie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht het ontslag heeft verleend. De Raad stelt vast dat er sprake was van een impasse in de samenwerking, en dat appellant onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. De Raad bevestigt dat het ontslag op grond van artikel 8:8 van het Ambtenarenreglement 1995 Haarlem rechtmatig was, en dat appellant geen recht had op een na-wettelijke uitkering, omdat het ontslag grotendeels aan zijn eigen gedrag te wijten was. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.