ECLI:NL:CRVB:2018:1962

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
16/5297 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellante zonder opvolging door erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die inmiddels was overleden. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2016. Na het overlijden van de appellante heeft haar zoon, [naam zoon], het hoger beroep voortgezet. Echter, na herhaalde verzoeken van de Raad om te bevestigen wie de vertegenwoordiger van de erfgenamen zou zijn en of deze de procedure wilde voortzetten, is er geen reactie ontvangen. De Raad heeft vervolgens aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 16 mei 2018, maar er is niemand van de zijde van de erfgenamen verschenen, noch heeft het Zorgkantoor zich laten vertegenwoordigen. De Raad concludeert dat er geen erfgenamen zijn die de appellante in deze procedure opvolgen en dat er geen belanghebbenden zijn die zich hebben gemeld om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16.5297 AWBZ

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
4 juli 2016, 15/5476 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellante)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 27 juni 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar zoon [naam zoon] hoger beroep ingesteld. Daarna is appellante overleden.
Op de brief van de Raad van 29 november 2017 gericht aan [naam zoon] met de vragen wie als vertegenwoordiger van de rechtsverkrijgende(n) optreedt en of deze de procedure wenst voort te zetten, is ook na rappelbrief van 2 januari 2018, geen reactie gekomen.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vervolgens in de Staatscourant van 16 april 2018 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 16 mei 2018. Een afschrift hiervan is aan
[naam zoon] toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2018. Van de zijde van de erfgenamen is niemand verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. Appellante is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellante als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Uit het voorgaande volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep van appellante zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2018.
(getekend) D.S. de Vries
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

KS