ECLI:NL:CRVB:2018:1962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellante zonder opvolging door erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die inmiddels was overleden. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2016. Na het overlijden van de appellante heeft haar zoon, [naam zoon], het hoger beroep voortgezet. Echter, na herhaalde verzoeken van de Raad om te bevestigen wie de vertegenwoordiger van de erfgenamen zou zijn en of deze de procedure wilde voortzetten, is er geen reactie ontvangen. De Raad heeft vervolgens aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 16 mei 2018, maar er is niemand van de zijde van de erfgenamen verschenen, noch heeft het Zorgkantoor zich laten vertegenwoordigen. De Raad concludeert dat er geen erfgenamen zijn die de appellante in deze procedure opvolgen en dat er geen belanghebbenden zijn die zich hebben gemeld om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.