ECLI:NL:CRVB:2018:1952

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
16/4555 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%

In deze zaak gaat het om de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA aan appellant, die zich op 16 oktober 2012 ziek meldde vanwege psychische klachten. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en diende op 15 juli 2014 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waarbij beperkingen werden vastgesteld, besloot het Uwv op 22 september 2014 dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.

Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde in haar uitspraak van 20 mei 2016 dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant voldoende was gemotiveerd. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij betwistte dat hij geschikt was voor zijn maatmanfunctie van coördinator/planner. Hij voerde aan dat hij door zijn non-actiefstelling en de daaruit voortvloeiende psychische klachten niet in staat was deze functie naar behoren uit te voeren.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad concludeerde dat appellant, gezien zijn beperkingen, ongeschikt was voor zijn eigen functie, maar dat hij in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

16.4555 WIA

Datum uitspraak: 28 juni 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
20 mei 2016, 15/3260 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door F. Balaydin. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J. Steenwijk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, laatstelijk werkzaam als coördinator/planner voor 40 uur per week, heeft zich op 16 oktober 2012 ziek gemeld wegens psychische klachten. Hij had toen een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Op 15 juli 2014 heeft hij een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft er verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Een verzekeringsarts heeft appellant op 1 augustus 2014 onderzocht en de informatie van de huisarts bestudeerd. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant spanningsklachten heeft ontwikkeld nadat het arbeidscontract na een half jaar niet werd verlengd. In verband met deze klachten heeft de verzekeringsarts beperkingen vastgesteld voor werkdruk. Ook dienen de werkzaamheden niet te complex en overzichtelijk te zijn. Wegens de bij appellant bestaande rugklachten en schouderklachten is appellant aangewezen op fysiek niet zwaar werk. De beperkingen heeft de verzekeringsarts vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
18 augustus 2014. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige geoordeeld dat appellant ongeschikt is voor het eigen werk, maar geschikt voor passende functies. Daarbij is het het verlies aan verdiencapaciteit vastgesteld op 42,82%. Bij besluit van 22 september 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 14 oktober 2014 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
1.3.
Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 september 2014 is bij besluit van
18 mei 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant op de hoorzitting gesproken en vervolgens informatie bij Ciran opgevraagd. Na bestudering van deze stukken en de dossierstukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 16 april 2015 geconcludeerd dat de FML van 18 augustus 2014 in voldoende mate tegemoetkomt aan de psychisch klachten van appellant. Ook met de lichamelijke klachten is in de FML voldoende rekening gehouden temeer nu een objectieve oorzaak voor de klachten ontbreekt. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in een rapport van 5 mei 2015 vastgesteld dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties geschikt zijn voor appellant.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De naar voren gebrachte klachten, de onderzoeksbevindingen en de in het dossier aanwezige informatie van de huisarts en van Ciran, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de medische belastbaarheid door de verzekeringsartsen op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Appellant heeft in beroep geen nieuwe stukken overgelegd die twijfel geven aan de vastgestelde belastbaarheid. Hoe appellant zijn eigen klachten ervaart, is niet van doorslaggevende betekenis bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. Verder is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust omdat het Uwv gemotiveerd uiteen heeft gezet dat de laatst verrichte functie van coördinator/planner geschikt was voor appellant.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep bestreden dat hij geschikt was voor de maatmanfunctie van coördinator/planner. Hoewel de proefplaatsing van drie maanden in de periode januari tot april 2012 succesvol is verlopen en de werkgever tevreden was, waarna hij een arbeidscontract voor een half jaar aangeboden heeft gekregen, heeft de werkgever hem op
26 juni 2014 op non-actief gesteld. Hierdoor heeft appellant deze functie nooit naar krachten en bekwaamheden kunnen uitvoeren. Als gevolg van de non-actiefstelling heeft appellant psychische klachten ontwikkeld wat geresulteerd heeft in de ziekmelding. Met deze psychische klachten en de bij appellant bestaande lichamelijke klachten heeft het Uwv in de FML van 18 augustus 2014 onvoldoende rekening gehouden. Over zijn lichamelijke klachten heeft appellant aangevoerd dat zijn rugwervels zijn versleten waardoor hij hevige rug(pijn)klachten ervaart die hem ernstig belemmeren in het dagelijks functioneren. Contact met anderen of zich ergens in verdiepen is vanwege concentratie- en energieproblemen niet mogelijk. Hiermee is onvoldoende rekening gehouden.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De overwegingen van de rechtbank over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de daaraan verbonden conclusie voor de medische grondslag van het bestreden besluit worden geheel onderschreven. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen reden is voor twijfel aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. In de verzekeringsgeneeskundige rapporten van 20 augustus 2014 en 16 april 2015 is overtuigend gemotiveerd welke beperkingen appellant op de datum in geding ondervond bij het verrichten van arbeid en waarom er geen reden is andere, dan wel verdergaande, beperkingen moeten worden vastgesteld. Bij deze beoordeling is de informatie van de huisarts en van Ciran betrokken. De onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen hebben er toe geleid dat in alle rubrieken van de FML, behoudens de rubriek ‘werktijden’, beperkingen zijn vastgesteld voor de bij appellant bestaande psychische en lichamelijke klachten. Nu appellant zijn enkele stelling dat hij wegens zijn lichamelijke en psychische klachten meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen zijn aangenomen niet met medische stukken heeft onderbouwd, is geen twijfel gerezen aan de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank dat de laatste verrichte functie gelet op zijn krachten en bekwaamheden geschikt voor hem was, wordt onderschreven. Uit de overgelegde stukken in beroep blijkt dat de proefplaatsing met succes is afgerond waarna een arbeidscontract voor een half jaar is gesloten. Evenmin blijkt uit de functie-eisen van de coördinator/planner dat deze functie, mede gelet op het lange dienstverband dat appellant in de ICT heeft gehad, niet geschikt zou zijn. Op juiste gronden heeft het Uwv de coördinator/planner als maatmanfunctie genomen.
4.3.
Omdat appellant, gelet op de bij hem bestaande beperkingen, op de datum in geding, ongeschikt wordt geacht voor zijn eigen functie van coördinator/planner, heeft de arbeidsdeskundige, uitgaande van de beperkingen in de FML, een aantal functies geselecteerd. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat uitgaande van de juistheid van de voor appellant vastgestelde belastbaarheid, zoals neergelegd in de FML van 18 augustus 2014, hij in staat moet worden geacht om de voor hem geselecteerde functies te vervullen.
5. De overwegingen in 4.1 tot en met 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2018.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) M.A.A. Traousis

OS