ECLI:NL:CRVB:2018:193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en een betrokkene uit Suriname. De Svb had op 13 augustus 2015 aan de betrokkene meegedeeld dat hij over de periode van 1 januari 2007 tot en met 17 oktober 2007 voor 100% schuldig nalatig werd verklaard wegens het niet (volledig) betalen van premie. Betrokkene maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaar ontvankelijk was en vernietigde het besluit van de Svb, wat leidde tot het hoger beroep.
In hoger beroep stelde de Svb dat het besluit op de juiste wijze was verzonden en dat de betrokkene niet tijdig bezwaar had gemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het bezwaar van de betrokkene inderdaad te laat was ingediend, omdat de bezwaartermijn was begonnen op 14 augustus 2015 en eindigde op 25 september 2015. Het bezwaar was pas op 30 december 2015 ontvangen, wat buiten de termijn viel. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en bevestigde de beslissing van de Svb.