ECLI:NL:CRVB:2018:1852
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische en fysieke klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar recht op een WIA-uitkering. Appellante, die voorheen werkzaam was als management assistente finance, heeft zich op 4 april 2011 ziek gemeld vanwege psychische en fysieke klachten. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellante niet arbeidsongeschikt is en heeft haar aanvragen voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank heeft deze besluiten bevestigd, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 19 april 2018 heeft appellante haar beroepsgronden herhaald, waarbij zij stelde dat haar psychische en fysieke klachten zijn toegenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en concludeert dat appellante met ingang van 17 maart 2015 geschikt is voor de geselecteerde functies, waardoor zij geen recht heeft op ziekengeld. De Raad wijst ook op de inconsistenties in de verklaringen van appellante en de medische rapporten die door het Uwv zijn ingediend. De uitspraak wordt gedaan op 31 mei 2018.