Op 19 juni 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2016. De zaak betreft een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is afgewezen. Appellant, die op 19 december 2014 zijn aanvraag heeft ingediend, heeft niet voldoende inzicht gegeven in zijn woonsituatie en levensonderhoud, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. Hij heeft geen verifieerbare verklaringen kunnen overleggen over zijn verblijfplaats en de hulp die hij heeft ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het ontbreken van duidelijke informatie over de woon- en leefsituatie een grond voor afwijzing van de aanvraag kan zijn.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor toewijzing. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.