Uitspraak
16.6755 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
2016 te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat tegen dit besluit slechts
bij de Raad beroep kan worden ingesteld;
van in totaal € 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 6 oktober 2016 het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ongegrond verklaarde. Appellant had op 18 mei 2016 bijstand aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op basis van onvoldoende informatie over zijn woonsituatie. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op het opgegeven adres staat ingeschreven en dat hij daar ook daadwerkelijk verblijft, ondanks dat hij soms elders logeert. De Raad oordeelt dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat appellant niet op het opgegeven adres woont, omdat er voldoende bewijs is dat hij daar zijn spullen heeft en zijn dochter in de weekenden bij hem verblijft. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het besluit van het college, en draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant.
De Raad heeft ook bepaald dat het college de proceskosten van appellant moet vergoeden, die in totaal € 2.004,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van volledige en juiste informatie door de aanvrager van bijstand, en de verplichting van het college om deze informatie te verifiëren.