ECLI:NL:CRVB:2018:1758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstand na niet gemelde kasstortingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant ontving sinds 21 november 2013 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Tijdens een onderzoek naar zijn woon- en leefsituatie zijn er kasstortingen van onbekende herkomst op zijn bankrekening ontdekt, wat leidde tot een opschorting van zijn bijstandsrecht door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant heeft niet gereageerd op meerdere oproepen voor gesprekken en heeft geen medische verklaringen overgelegd om zijn afwezigheid te verantwoorden. Het college heeft daarop besloten de bijstand van appellant in te trekken en terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij om medische redenen niet in staat was om op de oproepen te verschijnen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens te verstrekken. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen gevolg heeft gegeven aan de oproepen en dat hij de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de herziening van de bijstand over een eerdere periode heeft gehandhaafd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.