ECLI:NL:CRVB:2018:1742

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
17/7662 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WW-uitkering wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een bezwaar van betrokkene tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene had op 17 maart 2017 een aanvraag ingediend, maar het Uwv ontzegde hem de uitkering op 20 maart 2017, omdat hij niet beschikbaar was voor werk op de eerste werkloosheidsdag. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift liep tot 2 mei 2017, maar betrokkene diende zijn bezwaarschrift pas op 9 mei 2017 in, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar door het Uwv.

De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, omdat zij oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Betrokkene had medische informatie overgelegd die zijn standpunt ondersteunde dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. In hoger beroep voerde het Uwv aan dat betrokkene geen medische informatie had overgelegd die zijn stelling onderbouwde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was, omdat betrokkene niet had aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee het besluit van het Uwv in stand bleef.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de noodzaak voor indieners om hun stellingen te onderbouwen met relevante informatie, zoals medische gegevens, wanneer zij een termijnoverschrijding willen rechtvaardigen.

Uitspraak

17.7662 WW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
3 november 2017, 17/4177 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 13 juni 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2018. Namens betrokkene is
mr. T.P. Boer, advocaat, verschenen. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.W.A. Blind.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene heeft op 17 maart 2017 een aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ingediend bij appellant.
1.2.
Bij besluit van 20 maart 2017 heeft appellant betrokkene een WW‑uitkering ontzegd op de grond dat hij op de eerste werkloosheidsdag, 1 juni 2016, niet beschikbaar was voor werk. Hierin is vermeld dat de termijn om een bezwaarschrift in te dienen loopt tot 2 mei 2017.
1.3.
Betrokkene heeft met een bezwaarschrift van 9 mei 2017, door appellant ontvangen op
17 mei 2017, bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 maart 2017.
1.4.
Bij brief van 17 mei 2017 heeft appellant aan betrokkene meegedeeld dat het bezwaarschrift te laat is ontvangen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld te laten weten waarom hij zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Hierop heeft betrokkene niet gereageerd.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 4 juli 2017 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 20 maart 2017 niet‑ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, waardoor betrokkene niet in de gelegenheid was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat ter zitting is toegelicht dat mevrouw [naam] ( [naam] ), werkzaam bij het [organisatie] en cliëntbegeleider van betrokkene, niet tot betrokkene kon doordringen, omdat hij alle contact en hulp afwees. Betrokkene leefde in een vervuilde omgeving en had geen contact met anderen. Hij was totaal in de war, zodat hij niet in staat was om zelf bezwaar te maken. Ook was hij niet in staat hulp van anderen in te roepen. De door betrokkene overgelegde medische informatie onderbouwt zijn standpunt dat hij niet in staat was zelf bezwaar te maken of daarvoor hulp van anderen te vragen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat betrokkene zowel in de bezwaar- als in de beroepsprocedure geen medische informatie heeft overgelegd die zijn standpunt onderbouwt dat hij niet in staat was om zelf bezwaar te maken of daarvoor hulp van anderen te vragen. Dit blijkt uit een brief van de rechtbank Gelderland van 11 december 2017, aan appellant gestuurd naar aanleiding van zijn verzoek aan de rechtbank om toezending van het proces‑verbaal en de in de aangevallen uitspraak vermelde medische stukken, die appellant in hoger beroep heeft overgelegd. Daarnaast blijkt uit de stukken dat [naam] al op
23 maart 2017 op de hoogte was van de beslissing van 20 maart 2017. Het bezwaarschrift van betrokkene is ontvangen in een enveloppe van het [organisatie] .
3.2.
Namens betrokkene is in hoger beroep aangevoerd dat [naam] geen juridisch hulpverlener, noch een gemachtigde van hem is. Het [organisatie] , waar [naam] werkzaam is, is een soort crisisdienst, die mensen helpt om hun leven weer op de rails te krijgen. [naam] heeft betrokkene eerst geholpen om de meest dringende zaken, zoals stromend water in huis, weer op orde te krijgen. De bezwaartermijn is er tussendoor geglipt. Gelet op deze omstandigheden dient het niet voor risico van appellant te komen dat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
4.2.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet‑ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Indien een belanghebbende stelt dat het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift het gevolg is van een hem niet toe te rekenen omstandigheid, rust op hem de last de feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend en dat daarmee de bezwaartermijn is overschreden. In hoger beroep ligt uitsluitend ter beoordeling voor of appellant het bezwaar terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard wegens het overschrijden van de bezwaartermijn.
4.4.
Uit de door appellant in hoger beroep overgelegde brief van de rechtbank Gelderland van 11 december 2017 blijkt dat in de aangevallen uitspraak ten onrechte is overwogen dat betrokkene in beroep medische gegevens heeft overgelegd. In deze brief is vermeld dat er geen medische informatie is overgelegd tijdens de zitting bij de rechtbank op 3 november 2017. De verwijzing naar de medische informatie in de aangevallen uitspraak is dus onjuist, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft gesteld dat haar oordeel louter is gebaseerd op de verklaring van [naam] dat zij niet tot betrokkene kon doordringen. Ook in hoger beroep heeft betrokkene geen medische informatie overgelegd. Dit betekent dat betrokkene zijn standpunt dat hij niet in staat was om zelf bezwaar te maken of om hiervoor hulp van anderen in te roepen, niet heeft onderbouwd met medische stukken.
4.5.
Daarnaast blijkt uit de stukken dat betrokkene tijdens de bezwaartermijn door
[naam] werd bijgestaan: [naam] heeft op 23 maart 2017 gebeld met het Uwv met de vraag waarom de aanvraag voor een WW-uitkering van betrokkene was afgewezen en het bezwaarschrift is uiteindelijk in een enveloppe van het [organisatie] aan appellant toegestuurd. Hoewel het, gelet op de situatie waarin betrokkene verkeerde, begrijpelijk is dat [naam] eerst andere zaken voor hem heeft geregeld, valt niet in te zien dat zij niet binnen de bezwaartermijn een (pro forma) bezwaarschrift had kunnen indienen. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden over de aard van de hulpverlening door [naam] leveren geen grond op om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat appellant terecht heeft geoordeeld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar is. Dit betekent dat appellant het bezwaar tegen het besluit van 20 maart 2017 terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard.
4.7.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) N. Veenstra

NW