ECLI:NL:CRVB:2018:1740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich op 27 juli 2012 ziek meldde met nek- en linkerarmklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 21 juli 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische beperkingen waren onderschat. Hij voerde aan dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet correct was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen niet passend waren, vooral gezien zijn psychische problematiek. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
In hoger beroep heeft de Raad de bevindingen van een psychiater, die door appellant was ingeschakeld, in overweging genomen. De Raad heeft ook een psychiatrische expertise laten verrichten door dr. O. de Klerck. Deze deskundige concludeerde dat er geen sprake was van meer beperkingen dan in de FML was vastgelegd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant op de datum in geding niet meer beperkingen had dan door de verzekeringsarts was vastgesteld.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.