ECLI:NL:CRVB:2018:1701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van Functionele Mogelijkhedenlijst en geschiktheid voor voorbeeldfuncties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.A. van Lammeren, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 25 juli 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv als juist beschouwde.
De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat zijn klachten niet adequaat waren meegenomen in de FML, zorgvuldig overwogen. De appellant voerde aan dat hij door pijnklachten in zijn rechterbeen en andere medische problemen volledig arbeidsongeschikt was. De deskundige neuroloog, dr. E.M.H. van den Doel, had echter geconcludeerd dat de klachten van de appellant niet in de weg stonden aan het vervullen van de geselecteerde voorbeeldfuncties, zoals soldering operator en algemeen productiemedewerker. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de FML voldoende rekening hield met de klachten van de appellant en dat de geselecteerde functies geschikt waren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Uwv te herzien. De Raad concludeerde dat de appellant op medische gronden in staat was om de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te vervullen en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier N. Veenstra aanwezig.