ECLI:NL:CRVB:2018:167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot gebruik van dienstauto voor ambulante medewerker
In deze zaak gaat het om de verplichting voor een ambulante medewerker van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om gebruik te maken van een dienstauto. Appellant, werkzaam als Inspecteur/Medewerker Toezicht, had tot dan toe zijn eigen auto gebruikt en ontving daarvoor een kilometervergoeding. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in 2015 besloten dat appellant, als ambulant medewerker, een dienstauto moet gebruiken. Dit besluit is door de rechtbank vernietigd, omdat de minister de bedenkingen van appellant niet had voorgelegd aan een tripartiete commissie. De minister heeft vervolgens de commissie om advies gevraagd, die adviseerde om het reguliere overgangsbeleid toe te passen zonder maatwerk. De minister handhaafde zijn eerdere besluit, wat leidde tot hoger beroep door appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 11 januari 2018 geoordeeld dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van appellant door een overgangstermijn van een jaar te bieden. De Raad oordeelde dat de kilometervergoeding die appellant ontving geen onderdeel van zijn bezoldiging was en dat de verplichting om een dienstauto te gebruiken geen onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy vormde. Ook het beroep op ongelijkheid met collega’s werd afgewezen, omdat appellant geen gelijke gevallen had aangetoond. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het nadere besluit ongegrond.