Uitspraak
14.871 WIA
OVERWEGINGEN
21 april 2010 is hij uitgevallen wegens buikklachten. Naderhand heeft hij ook psychische klachten gekregen. Na afloop van de wachttijd heeft een beoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant is op
6 maart 2012 onderzocht op het spreekuur van een verzekeringsarts, die in haar rapport van dezelfde datum tot de conclusie is gekomen dat appellant als gevolg van zijn klachten beperkingen heeft. Deze beperkingen heeft zij weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 maart 2012. Vervolgens is een arbeidsdeskundige in een rapport van 4 april 2012 tot de conclusie gekomen dat appellant niet meer geschikt is voor zijn eigen werk, maar nog wel geschikt is voor een vijftal andere functies. Op basis van de drie functies met de hoogste lonen heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%. Bij besluit van 4 april 2012 is vastgesteld dat appellante met ingang van
18 april 2012 (datum in geding) geen recht heeft op een WIA-uitkering.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- vergoedt.
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2018.