ECLI:NL:CRVB:2018:1572
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1934, had in mei 1997 een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Deze aanvraag werd in 1999 afgewezen omdat er geen bevestigingsgegevens waren over zijn betrokkenheid bij oorlogshandelingen. In januari 2005 vroeg de appellant om herziening van dit besluit, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe relevante feiten waren. In mei 2016 diende de appellant opnieuw een verzoek in, waarin hij stelde dat hij tijdens de Bersiapperiode onder een auto had geschuild en daarbij gewond was geraakt. Dit verzoek werd eveneens afgewezen, omdat er geen bevestigingsgegevens waren die zijn directe betrokkenheid bij de beschietingen konden aantonen.
De Raad oordeelde dat de appellant in zijn herzieningsverzoek en bezwaar geen nieuwe feiten of gegevens had aangedragen die de eerdere besluiten in een nieuw licht konden plaatsen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, gebaseerd op de erkenning van zijn broers als burger-oorlogsslachtoffers, werd verworpen. De Raad concludeerde dat het beleid ten tijde van de eerste aanvraag van de appellant was gewijzigd, waardoor hij in een andere situatie verkeerde dan zijn broers. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de verzoeken van de appellant.