ECLI:NL:CRVB:2018:1568
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vergoeding verhuis- en herinrichtingskosten op grond van medische noodzaak
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1947, beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, die haar aanvraag voor een vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten afwezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat de voorziening niet medisch noodzakelijk of medisch-sociaal wenselijk was. Appellante, die als tweede-generatieslachtoffer is erkend, heeft eerder verschillende voorzieningen ontvangen, waaronder vergoedingen voor fysiotherapie in verband met spierspanningsklachten. De Raad heeft de aanvraag voor verhuis- en herinrichtingskosten beoordeeld aan de hand van medische adviezen van geneeskundig adviseurs, die concludeerden dat er geen medische noodzaak was voor de verhuizing. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van appellante niet zodanig ernstig waren dat een verhuizing noodzakelijk was. Ook de aanvraag voor een hogere vergoeding voor fysiotherapie werd afgewezen, omdat het aantal van 24 behandelingen per jaar als voldoende werd beschouwd. De Centrale Raad van Beroep verklaarde de beroepen ongegrond, en de bestreden besluiten bleven in stand.