ECLI:NL:CRVB:2018:1564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door onvoldoende inzicht in financiële situatie
In deze zaak heeft appellante, die bijstand heeft aangevraagd op basis van de Participatiewet, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante niet kon aantonen hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Appellante had zich op 25 oktober 2015 gemeld voor bijstand en de aanvraag op 3 december 2015 ingediend. Tijdens het intakegesprek verklaarde zij dat zij in november 2014 uit Bulgarije was teruggekomen en dat zij het afgelopen jaar had geleefd van geld van haar ouders, maar kon dit niet objectief onderbouwen.
Het college verzocht appellante om bewijsstukken, maar de overgelegde verklaringen van haar ouders en bankafschriften waren onvoldoende om aan te tonen dat zij recht had op bijstand. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat het college haar niet had geïnformeerd over de onvolledigheid van de ingediende stukken en dat zij een hersteltermijn had moeten krijgen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het college appellante voldoende gelegenheid had gegeven om de benodigde stukken aan te leveren en dat het aan appellante was om te zorgen voor de juiste documentatie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verklaringen van appellante niet controleerbaar en verifieerbaar waren, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door Y.J. Klik, met P.C. de Wit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.