ECLI:NL:CRVB:2018:156
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot gebruik van een dienstauto voor ambulant medewerkers en privacyaspecten van de blackbox
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, werkzaam als ambulant medewerker, was verplicht om over te stappen op een dienstauto. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had deze verplichting opgelegd, waarbij rekening was gehouden met de belangen van de appellant door een overgangstermijn van een jaar te bieden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister ten onrechte de bezwaren van de appellant niet had voorgelegd aan een tripartiete commissie, wat leidde tot een vernietiging van het eerdere besluit. Na deze uitspraak heeft de minister een nieuw besluit genomen, waarin de appellant opnieuw werd verplicht om uiterlijk op 1 september 2017 over te stappen op een dienstauto.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant financieel nadeel ondervond door de verplichting om een dienstauto te gebruiken, maar dat de kilometervergoeding die hij ontving niet als onderdeel van zijn bezoldiging kan worden beschouwd. De minister had voldoende rekening gehouden met de belangen van de appellant door een overgangstermijn te bieden. Daarnaast werd de aanwezigheid van een blackbox in de dienstauto niet als een onaanvaardbare inbreuk op de privacy van de appellant beschouwd, aangezien de inzagemogelijkheden van de gegevens beperkt zijn en de keuze om de dienstauto ook voor privédoeleinden te gebruiken vrijwillig is. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het nadere besluit ongegrond.