ECLI:NL:CRVB:2018:1551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de herziening en terugvordering van studiefinanciering van appellante, die vanaf 1 september 2015 studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft na onderzoek naar de woonsituatie van appellante besloten haar studiefinanciering te herzien, omdat zij als thuiswonende studerende werd aangemerkt. Dit besluit leidde tot een terugvordering van € 2.680,14.
Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de herziening stand kan houden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de bevindingen van het onderzoek naar de woonsituatie van appellante als voldoende onderbouwd beschouwd en heeft geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat appellante haar hoofdverblijf op het brp-adres had, gezien de omstandigheden die zij zelf heeft beschreven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.