ECLI:NL:CRVB:2018:154

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
17/3945 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een niet-rechtsgevolg gerichte brief van een bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die werkzaam was als docent, had in 1990 eervol ontslag gekregen en verzocht om schadevergoeding in verband met het verlies van zijn functie. Dit verzoek werd in 1995 afgewezen, en latere verzoeken werden door het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren als verzoeken om herziening van het eerdere besluit aangemerkt en afgewezen.

Op 22 augustus 2013 diende de appellant een aanvraag in bij het gemeentehuis, waarvoor hij een ontvangstbevestiging ontving. Het college heeft deze aanvraag op 10 september 2013 afgewezen. De appellant heeft vervolgens op 25 augustus 2016 beroep ingesteld tegen de ontvangstbevestiging van 23 augustus 2013, die door de rechtbank als bezwaarschrift werd behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat de appellant tot hoger beroep leidde.

De Centrale Raad van Beroep heeft beoordeeld of de brief van 23 augustus 2013 een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatte. De Raad concludeerde dat de brief enkel een bevestiging van ontvangst was en niet gericht op rechtsgevolg, waardoor er geen sprake was van een besluit. Het hoger beroep van de appellant werd verworpen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17/3945 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
24 april 2017, 16/4488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân (college)
Datum uitspraak: 18 januari 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2017. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door E. de Jager.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als [docent] van een [school]. Met ingang van 1 januari 1990 is hem eervol ontslag verleend wegens opheffing van zijn functie. Appellant heeft op 28 december 1994 verzocht om vergoeding van de door hem in verband met het verlies van zijn werk geleden schade. Het college heeft dat verzoek bij besluit van 6 februari 1995 afgewezen. Daarna heeft appellant het college nog enkele malen verzocht om schadevergoeding. Het college heeft deze verzoeken aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 6 februari 1995 en deze onder verwijzing naar dat besluit op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. De besluiten hierover zijn inmiddels in rechte onaantastbaar geworden.
1.2.
Op 22 augustus 2013 heeft appellant om 13.57 uur bij de balie van het gemeentehuis te Joure een aanvraag claim A of claim B ingediend. Daarvan heeft hij direct een met de hand ingevulde ontvangstbevestiging gekregen. Vervolgens is appellant bij brief van 23 augustus 2013 onder meer meegedeeld dat het college zijn brief in goede orde heeft ontvangen op
23 augustus 2013.
1.3.
Bij besluit van 10 september 2013 heeft het college appellants aanvraag claim A of claim B op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb afgewezen.
1.4.
Op 25 augustus 2016 heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de brief van 23 augustus 2013. De rechtbank heeft het beroepschrift aangemerkt als een bezwaarschrift en aan het college doorgezonden.
1.5.
Bij besluit van 28 september 2016 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de brief van
23 augustus 2013 geen op rechtsgevolg gericht besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De vraag die de Raad moet beantwoorden is of de brief van 23 augustus 2013 een besluit bevat als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Ingevolge deze bepaling wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt gedoeld op een handeling gericht op rechtsgevolg.
3.2.
Met de rechtbank moet worden geoordeeld dat in de brief van 23 augustus 2013 de ontvangst van de aanvraag van appellant wordt bevestigd en dat deze brief niet is gericht op enig rechtsgevolg. Van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is dus geen sprake.
3.3.
Anders dan appellant meent, is het bestreden besluit niet aan te merken als een weigering om op de aanvraag van 22 augustus 2013 te beslissen. Op die aanvraag is al bij besluit van
10 september 2013 beslist en het bezwaarschrift van 25 augustus 2016 is evident niet gericht tegen dat besluit. De gronden die appellant in hoger beroep tegen het besluit van 10 september 2013 heeft aangevoerd vallen dan ook buiten de omvang van dit geding.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspaak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2018.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) L.V. van Donk

HD