ECLI:NL:CRVB:2018:154
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een niet-rechtsgevolg gerichte brief van een bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die werkzaam was als docent, had in 1990 eervol ontslag gekregen en verzocht om schadevergoeding in verband met het verlies van zijn functie. Dit verzoek werd in 1995 afgewezen, en latere verzoeken werden door het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren als verzoeken om herziening van het eerdere besluit aangemerkt en afgewezen.
Op 22 augustus 2013 diende de appellant een aanvraag in bij het gemeentehuis, waarvoor hij een ontvangstbevestiging ontving. Het college heeft deze aanvraag op 10 september 2013 afgewezen. De appellant heeft vervolgens op 25 augustus 2016 beroep ingesteld tegen de ontvangstbevestiging van 23 augustus 2013, die door de rechtbank als bezwaarschrift werd behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat de appellant tot hoger beroep leidde.
De Centrale Raad van Beroep heeft beoordeeld of de brief van 23 augustus 2013 een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatte. De Raad concludeerde dat de brief enkel een bevestiging van ontvangst was en niet gericht op rechtsgevolg, waardoor er geen sprake was van een besluit. Het hoger beroep van de appellant werd verworpen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.