Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de minister van Justitie en Veiligheid, die het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant, werkzaam als ambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister dat hem voorwaardelijk ontslag had opgelegd. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij om medische redenen niet in staat was zijn post te openen of zijn belangen te behartigen tijdens de bezwaartermijn. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister had het bezwaar van appellant dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast werd vastgesteld dat de minister in strijd had gehandeld met artikel 7:11 van de Awb door een relevante rapportage niet bij de beslissing op bezwaar te betrekken, maar deze schending leidde niet tot benadeling van appellant. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde de minister in de proceskosten van appellant.