ECLI:NL:CRVB:2018:1521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering met betrekking tot medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een beslissing van de rechtbank Overijssel, die het bezwaar van appellant tegen een eerdere beslissing van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant had in eerste instantie een WGA-uitkering ontvangen, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 39,98%. Na bezwaar werd deze mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 79,53%. Appellant stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen waren onderschat. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de informatie van verschillende behandelaars in de besluitvorming was betrokken. De rechtbank concludeerde dat appellant in staat was om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn stellingen, waarbij hij verwees naar een latere toekenning van een IVA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies ter discussie stelde. De Raad bevestigde dat de arbeidsbeperkingen van appellant adequaat waren vastgesteld en dat er geen basis was voor een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan de reeds vastgestelde 79,53%. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.