ECLI:NL:CRVB:2018:152

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
17/4185 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake disciplinaire maatregel en ontslag van een ambtenaar

Op 18 januari 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 22 december 2016. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van verzoekster, een ambtenaar, afgewezen, waarbij haar onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim werd bevestigd. Verzoekster heeft op 22 mei 2017 verzocht om herziening van deze uitspraak, maar de Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aan de voorwaarden van artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voldoen. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van bepaalde documenten en besluiten die relevant zouden zijn voor haar zaak, maar de Raad concludeert dat deze informatie niet nieuw is en dat verzoekster deze eerder had kunnen aanvoeren. De Raad benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. De Raad wijst het verzoek om herziening af en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17/4185 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 december 2016, 15/6187 AW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk (college)
Datum uitspraak: 18 januari 2018
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij brief van 22 mei 2017 gevraagd om herziening van de bovenvermelde uitspraak van de Raad.
Namens het college heeft mr. J. van Zanten, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2017. Verzoekster is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Zanten.

OVERWEGINGEN

1. Bij de uitspraak van 22 december 2016 heeft de Raad beslist op het hoger beroep van verzoekster inzake het besluit haar wegens plichtsverzuim op grond van artikel 8:13 in samenhang met artikel 16:1:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Katwijk met ingang van 1 december 2014 de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen.
2. Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer het volgende aangevoerd.
Uit de stukken van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen die betrekking hebben op de aangevraagde ziektewetuitkering blijkt dat zij geen ambtelijke aanstelling had, maar een arbeidsovereenkomst. Dit was verzoekster niet eerder bekend. In het verweerschrift in hoger beroep is voorts gesteld dat het gehele arbeidsvoorwaardenreglement is gepubliceerd. Dit blijkt volgens verzoekster niet uit de officiële uitgave van het gemeenteblad van Katwijk. Verzoekster was eerder niet met deze officiële uitgave bekend. Voor de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd had verzoekster voorts niet de beschikking over een besluit van de gemeente uit 2010, waarbij alle per eind 2010 geldende regelingen opnieuw zijn vastgesteld per 1 januari 2011. Haar is niet gebleken van een arbeidsvoorwaardenregeling die voor
1 januari 2006 rechtsgeldig was en per 1 januari 2011 opnieuw is vastgesteld. Naar aanleiding van de besluitenlijst van het college van 31 maart 2015 heeft verzoekster tot slot aangevoerd dat deze haar na de uitspraak van 22 december 2016 bekend is geworden. Hieruit kan worden afgeleid dat de beslissing op bezwaar een niet van het college uitgaand stuk is.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden genoemd die bij haar niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn vóór de uitspraak van 22 december 2016 en die zij niet eerder in de procedure had kunnen brengen. Alleen al daarom voldoet het verzoek niet aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb gestelde eisen.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om - eventueel op basis van andere argumenten - een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Aan de opmerkingen van verzoekster over haar eigen rechtspositie bij de gemeente, de geldigheid van de rechtspositieregeling en de besluitenlijst van het college gaat de Raad voorbij. Het gaat ook daarbij immers niet om feiten of omstandigheden als onder 3.1 bedoeld.
3.4.
De Raad komt tot de conclusie dat het verzoek om herziening van de uitspraak van
22 december 2016 moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2018.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) L.V. van Donk

HD