Uitspraak
OVERWEGINGEN
8 maart 2013 en 27 september 2013 van cardioloog en de informatie van 28 november 2013 van de reumatoloog heeft de verzekeringsarts in zijn beoordeling betrokken. Geconcludeerd is dat appellant beperkingen heeft voor fysiek handelen en energie. De beperkingen zijn vastgesteld in een FML van 23 april 2014, geldig vanaf 20 februari 2014. De arbeidsdeskundige heeft functies geselecteerd die appellant wordt geacht te kunnen verrichten. Op basis van deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant 71,02% bedraagt. Bij besluit van 26 mei 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 1 juni 2016 recht heeft op een vervolguitkering ter hoogte van 50,75% van het minimumloon. Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt.
– evenals met de overige aanwezige medische informatie – rekening gehouden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Mede in verband met deze klachten zijn in de FML beperkingen aangenomen. Uit de overgelegde informatie is geenszins op te maken dat de behandelaars meer beperkingen voorstaan dan in de FML is opgenomen, nog daargelaten of deze informatie inzicht geeft in de medische onderbouwing van die opvatting. Evenmin is eruit op te maken dat sprake is van een behandeling waarvan op de datum in geding een zodanig (beduidend) effect uitgaat dat meer beperkingen aangewezen zouden zijn. De overgelegde informatie geeft daarom geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen op de datum in geding. Voor het inschakelen van een deskundige door de Raad is daarom geen aanleiding.